Het afsluitmiddel bestaat uit een uit eikenhout geconstrueerde enkelvoudige hefdeur of valschut. De deur beweegt in de uitgespaarde sponningen van de houten staanders. De staanders zijn aan de bovenzijde voorzien van een juk. Het geheel is verankerd aan de uit natuursteen samengestelde duiker.
Houten windas met gaten voor handspaken.
Tot 1370 had het Nijebroek, zoals het door dijken omgeven gebied heette een eigen afwatering op de Gelderse IJssel. Op de aangegeven locatie lagen oorspronkelijk twee identieke sluizen: één in de Oostelijke Middeldijkse Wetering en de andere in de Westelijke Middeldijkse Wetering. Beide weteringen monden hier uit in de Nijebroeker Voortgang of Stroombreed. De sluizen in de Vloeddijk keerden het Zuiderzeewater dat via de IJssel en deze watergang werd opgestuwd maar zorgden tevens voor een gereguleerde afvoer bij waterbezwaar in de polder.
Afgeleid van vergelijkbare door de monniken van het Klooster Monnikhuizen aangelegde sluizen in deze streek dateert de sluis in de Vloeddijk vermoedelijk uit eind vijftiende eeuw. Het is niet uitgesloten dat voor de peilbeheersing in de Nijebroekerpolder maar nog meer voor overstroming door opgestuwd Zuiderzeewater al vanaf de ontginning van het Nijebroek in 1328 hier een waterkerende constructie heeft gelegen.
Als gevolg van het in 1920 bij Wapenveld gebouwde stoomgemaal Powel Bakhuis is de functie van deze sluizen komen te vervallen. De sluis in de Westelijke Middeldijkse Wetering is bij de wegreconstructie in de vijftiger jaren van de vorige eeuw geamoveerd.
In 1989 is de uit natuursteen elementen samengestelde duikersluis met eikenhouten valschut in de vloeddijk gerestaureerd.
Lubberts J, De sluis in de Vloeddijk te Nijbroek, Uitgave van de Oudheidkundige Kring Voorst