Juryrapport HSSN-prijs 2022

In 2019 werd de Nationale Sluizendag in Heusden gehouden. Daarna moesten we het twee jaar zonder Sluizendag doen vanwege de coronamaatregelen. In 2022 is het weer mogelijk de Nationale Sluizendag te organiseren en kunnen we ook weer de HSSN-prijs voor de beste restauratie uitreiken.
De jury is evenals de vorige keer samengesteld uit de heren drs. Peter Nijhof (deskundige industrieel erfgoed) die als voorzitter fungeerde, ir. Jan Arends (deskundige historische sluizen en stuwen) secretaris, Hendrik-Jan Cassée (projectleider restauraties civiele werken), Piet Drop, (projectmanager restauratie civiele werken), Frank Druijff (TAUW, erfgoed­adviseur), Rutger Polderman (Monumenten- en Restauratie-advies) en Ing. Gerard Troost (RCE, specialist historische waterbouwkundige werken).

Voltallige jury HSSN-prijs 2022

Op de uitnodiging om gerestaureerde sluizen en stuwen voor de HSSN-prijs 2022 voor te dragen, zijn negen aanmeldingen binnengekomen. Eén sluis was vanwege grootschalige werkzaamheden in de directe omgeving helaas niet te bezoeken door de jury. In overleg is besloten deze de volgende ronde mee te nemen.

De andere acht objecten zijn door de jury bezocht. In volgorde van bezoek zijn dit de volgende sluizen en stuwen:

 

Dit jaar waren er vier schutsluizen (a, c, d, e), een voormalige schutsluis omgebouwd tot stuw (g), een keersluis (b), een stuw annex schutsluis (f) en een molenbeekstelsel met enkele stuwen (h). De beoordeling is gebaseerd op de informatie in de door de indieners meegezonden stukken en de bezichtiging van de sluizen/stuwen.

Vijf criteria zijn beoordeeld, waarvan de eerste twee zwaarder werden gewaardeerd:

De jury heeft uitsluitend de kwaliteit van de restauratie in al haar (water-)bouwkundige, cultuurhistorische, ruimtelijke en landschappelijke aspecten beoordeeld en niet de (cultuur)historische waarde van de sluizen op zich. Of een aangemeld object groot of klein is, eeuwenoud of twintigste-eeuws, simpel of spectaculair, heeft bij de beoordeling geen rol gespeeld. Dit om te voorkomen dat groot of bijzonder op voorhand een voorsprong zou hebben op klein of eenvoudig.

Friese Sluis bij Rutten in de Noordoostpolder (1940)

Eigenaar/beheerder: Provincie Flevoland.
De Friese Sluis is de oudste van de drie schutsluizen langs de rand van de Noordoostpolder die toegang verlenen tot deze polder. De sluis wordt wel beschouwd als symbool te staan voor het begin van de Noordoostpolder, de oudste polder van de jonge provincie Flevoland. Naast de sluis is een gemaal gebouwd. Beide objecten zijn mede vormgegeven door de architect Dirk Roosenburg, esthetisch adviseur van Rijkswaterstaat. Ze zijn opgenomen in het Rijksmonumentenregister.
Zoals destijds gebruikelijk werd de sluis uitgevoerd in gewapend beton. Wel is toen gekozen voor houten puntdeuren als afsluitmiddel. De deuren worden elektromechanisch aan­gedreven met rondsel en heugelstang. Als extra veiligheid is in 1968 bij het bovenhoofd naast de sluis een hangende rol-hefdeur geplaatst. De stalen deur hangt in een portaal en kan bij een calamiteit boven het sluishoofd worden geschoven en vervolgens worden neergelaten.
De sluis overbrugt een verval van 5,5 meter. De schutsluis vervult nog steeds zijn functie voor de scheepvaart naar en vanuit de laaggelegen Noordoostpolder maar nu vrijwel alleen voor de recreatievaart. De moderne binnenvaartschepen hebben te grote afmetingen om de sluis te kunnen passeren. Jaarlijks worden bijna 4000 schepen geschut.

Buitenhoofd Friese Sluis bij Rutten.

Restauratie (2020): De sluis was na 80 jaar toe aan een grondige opknapbeurt. Daarbij zijn nieuwe houten deuren geplaatst. Waar nodig zijn beschadigingen van het beton hersteld. De stalen onderdelen zijn opnieuw van een verflaag voorzien, waarbij uitdrukkelijk is gekozen voor de oorspronkelijke kleuren. Omdat de sluis op afstand wordt bediend, is het bedienings­gebouw overbodig geworden. Hierin is de vernieuwde elektrotechnische installatie geplaatst.
de gehele aandrijving vernieuwd en gemoderniseerd.
Architect/adviesbureau: geen; wel was er intensief overleg met de Monumentencommissie het Oversticht en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Aannemer: Aannemerscombinatie Croonwolter & Dros en Hollandia Services BV.
sluisdeuren: Wijma Kampen BV
Oordeel jury
De jury waardeert het zeer dat bij de restauratie de cultuurhistorische waarde centraal heeft gestaan. Dit uitte zich onder meer in de keuze voor nieuwe houten deuren, het toepassen van de originele kleurstelling en het hergebruik van het overbodig geworden bedieningsgebouw. Jammer was dat de restauratie nog niet af was. Ook het herstel van betonschade zou esthetisch netter kunnen worden uitgevoerd.

Keersluis in het Boerenverdriet te Den Helder (1861)

Eigenaar/beheerder: Gemeente Den Helder en Rijksvastgoed Bedrijf.
De keersluis in het Boerenverdriet vormt de verbinding tussen het Natte Dok en de Koopvaarders Binnenhaven naar het Noordhollandsch Kanaal. De sluis verving een oudere keersluis met houten vloeddeuren als enig afsluitmiddel. De sluis vormde een tweede toegang tot het Natte Dok om te voorkomen dat bij een calamiteit van de Zeedoksluis marineschepen het Natte Dok niet meer konden verlaten. De huidige keersluis is een Rijksmonument.

Keersluis gezien vanaf het Boerenverdriet.

De nieuwe sluis is gebouwd van 1859 tot 1861. In 1860 werden een stel ijzeren ebdeuren en een stel ijzeren vloeddeuren ingehangen. Dit was de eerste toepassing van geklonken plaatijzeren deuren in Nederland. De deuren zijn ontworpen door A.E. Tromp en J. Strootman naar voorbeeld van de sluisdeuren in het grote dok te Southampton. Ze werden gemaakt door de firma F. Kloos te Kinderdijk.
De vloeddeuren zijn later vervangen door gelaste stalen exemplaren. Op de deuren zijn later schuiven aangebracht. De deuren werden bewogen met ijzeren kaapstanders met duwboom en kettingen. In de beide hardstenen slagstijlen is tussen de eb- en vloeddeuren een gedenksteen geplaatst. De ene steen heeft als opschrift de datum van de eerstesteen­legging, terwijl de andere de bouwperiode vermeld. Laatstgenoemde heeft een andere uitstraling en dateert vermoedelijk uit het begin van de 20ste eeuw.

Restauratie (2017-19): De sluis verkeerde in een erbarmelijke staat. Het ijzer- en vooral het staalwerk was ernstig gecorrodeerd. Al enkele decennia geleden waren voor en achter de keersluis stalen damwanden geslagen. Rond 2000 is er onderzoek verricht om de sluis te restaureren. Pas in 2017 lukte het om voldoende fondsen te vergaren voor restauratie.
De geklonken ijzeren ebdeuren zijn grondig gerestaureerd. Om aantasting van binnenuit zo veel mogelijk tegen te gaan is de deur geballast met beton en vervolgen zijn naden en gaten dichtgelast. Bij de vloeddeuren is de drempel ruim twee meter verhoogd om zoutbelasting vanuit het open Natte Dok naar het Boerenverdriet zoveel mogelijk tegen te gaan. De gelaste stalen vloeddeuren zijn daarom ingekort door het slechtste stuk rond de waterlijn er tussen uit te zagen. Bij de vloeddeuren zijn de gerestaureerde kaapstanders teruggeplaatst met nieuwe houten duwbomen en trektouwen. Ook de nivelleerschuiven met de bewegingswerken op de deur zijn weer terug gemonteerd. Bij de ebdeuren ontbreken de bewegingswerken.
Bij het sluishoofd is schade aan het baksteen metselwerk van sluishoofd hersteld door inboeten van nieuwe stenen. Schade aan de hardsteen is gerestaureerd door het inlijmen van nieuwe stukken hardsteen. Aan de westzijde is door het sluishoofd een niet zichtbare vispassage aangelegd.
Architect/adviesbureau: D&C Consult (St Maartensvlotbrug) / Arcadis (Hoorn).
Aannemer: Oosterhof Holman Beton en Waterbouw, Harlingen.
Oordeel jury
De jury heeft waardering voor het feit dat de oorspronkelijke geklonken ebdeuren zijn gehandhaafd. Een minpunt is dat de restauratie nog niet is afgerond. Bij de geklonken ebdeuren ontbraken de lierwerken voor nivelleerschuiven, het looppad en de bewegingswerken. Hoewel enerzijds begrip zijn er ook vragen over het verhogen van de drempel bij de vloeddeur om zoutbelasting tegen te gaan en het ballasten van de geklonken deur met gestort beton. Hoewel het aanzien sterk is verbeterd ten opzichte van voor de restauratie behoeft de directe omgeving duidelijk een opknapbeurt.

Sassluis te Enkhuizen (1826-1827)

Eigenaar/beheerder: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
De Sassluis verbindt de Oude Haven met de Buitenhaven. Zowel het binnenhoofd als het buitenhoofd van de schutsluis werd voorzien van houten eb- en vloeddeuren. De sluis zelf is uitgevoerd in baksteen metselwerk. Dekzerken, aanslagstijlen en de randen van de deurkassen zijn van hardsteen. Naast de sluis bevindt zich een schotbalkenloods en een getijdehuisje.
De houten kaapstanders zijn vermoedelijk later aangebracht; zij ontbreken op de oorspronkelijke tekeningen. Het valt op dat bij het buitenhoofd omloopriolen zijn toegepast terwijl bij het binnenhoofd de deuren zijn voorzien van nivelleerschuiven. De bewegings­werken van de schuiven in het omloopriool zijn van later datum, waarschijnlijk de tweede helft van de 19de eeuw.
Nadat de Afsluitdijk was aangelegd, werd de schutsluis overbodig. De deuren werden en uiteindelijk verwijderd met uitzondering van de vloeddeuren en hun bewegingswerken in het buitenhoofd.

De Sassluis vanaf het buitenhoofd.

Restauratie (2021-2022): Omdat de sluis in een primaire waterkering zit en met één stel vloeddeuren niet aan de huidige veiligheidseisen voldeed. Moest er worden ingegrepen. Door het plaatsen van vloeddeuren in het binnenhoofd kon wel aan de norm worden voldaan. Gekozen is het terugplaatsen van alle binnendeuren. Daarbij is een replica gemaakt van de bewegingswerken van de deuren. Wel zijn deze iets hoger geworden doordat er een elektromotor in is geplaatst.
Tevens zijn de sluiswanden aangepakt. Beschadigde delen van zowel het baksteen­metselwerk als de hardsteen zijn vervangen door nieuw gelijk en compatibel materiaal of bij kleine beschadigingen gerepareerd met een geschikte reparatiemortel op kleur. Tijdens het droogzetten barstte de vloer open. Deze schade is met gestort beton hersteld.
Architect/adviesbureau: TAUW (Deventer) en Bureau Polderman (Rotterdam).
Aannemer: Friso Civiel (Sneek) i.c.m. Jurriëns Noord (Sneek).
Oordeel jury
De jury heeft veel waardering voor het gedegen onderzoek dat aan de restauratie ten grondslag ligt. Ook is er grote waardering voor de kwaliteit van de restauratie. Het op een subtiele wijze invoegen van een elektromotor in de houten kaapstanders voor de puntdeuren verdient navolging. Jammer is het dat het getijdenhuisje naast het buitenhoofd niet is meegenomen met de restauratie.

Kolksluis in Spaarndam (waarschijnlijk 17de eeuw)

Eigenaar/beheerder: Hoogheemraadschap van Rijnland.
De Kolksluis in Spaarndam is een van de oudste schutsluizen in Nederland die nog worden gebruikt. Hij komt in de huidige vorm al voor op een kaart uit 1627. De sluis vormde eeuwenlang een belangrijke vaarverbinding tussen het Spaarne en Het IJ en was onderdeel van de ‘gecostumeerde vaert’. Dit was een vaarverbinding tussen Haarlem en Dordrecht via Gouda, onder meer door Spaarne en Gouwe, waar tol werd geheven. Schippers waren verplicht deze route te nemen als zij in Holland van noord naar zuid en omgekeerd wilden varen. Deze rechten werden door de drie hiervoor genoemde belanghebbende steden, soms zelfs op hardhandige wijze, gehandhaafd.
Opvallend is de vorm en grootte van de kolk. De twee sluishoofden liggen niet in elkaars verlengd en hebben ook geen evenwijdige as. De sluishoofden zijn opgetrokken in baksteenmetselwerk en hardstenen slagstijlen en dekzerken. De kolkwanden zijn deels uitgevoerd met gemetselde kademuren van baksteen en deels in beton.
Beide sluishoofden zijn voorzien van vloeddeuren. In het buitenhoofd naast gewone vloeddeuren ook een stel stormvloeddeuren. De vloeddeuren worden bewogen met houten kaapstanders met duwboom en kettingen (bovenhoofd) of trektouwen (binnenhoofd). De sluis is ingeschreven in het Rijksmonumentenregister.

Kolksluis gezien vanaf het buitenhoofd.

Restauratie (2021-22): Het laatste ingrijpende herstel vond plaats in 1927 en de sluis was toe aan groot onderhoud. Vooral de kademuren rond de kolk vertoonden gebreken. Op verscheidene plaatsen was er uitstroming van grond waardoor verzakkingen ontstonden. Nader onderzoek wees uit dat de bestaande houten funderingsconstructie van de kademuren niet meer aan de huidige sterkte- en veiligheidseisen voldeden. Daarom werd besloten deze geheel te vernieuwen om voldoende veiligheid te creëren voor voetgangers en voertuigen.
Men koos voor adequate betonconstructies met eenzelfde aanzien als het bestaande. Daar waar de bestaande kolkwand uit baksteenmetselwerk bestond, werd de betonconstructie bekleed met baksteen. Ook de houten vloeddeuren met hun bewegingswerken waren aan het eind van hun levensduur en werden vervangen door nieuwe exemplaren. Daarbij werd het bestaande ijzerbeslag hergebruikt.
Bij het vervangen van de kademuren moesten ook de kastanjebomen worden gekapt. Deze zullen worden vervangen door lindebomen. De sluishoofden zijn ook toe aan restauratie maar dit moest helaas nog even worden uitgesteld.
Architect/adviesbureau: Hylkema Erfgoed Advies en Ontwerp (Utrecht).
Aannemer: Beens Groep (Genemuiden).
Oordeel jury
De jury heeft waardering voor het feit dat het aanzien van de kolk nauwelijks is aangetast. Jammer is het dat veel oud materiaal verloren is gegaan. De bovenrand van de nieuwe kolkwand helt sterk van de kolk af; de jury vraag zich af deze helling oorspronkelijk is. Dat de sluishoofden niet met de restauratie zijn meegenomen doet helaas afbreuk aan het geheel.

Vechtsluis te Maarssen (1889-1892)

Eigenaar/beheerder: Waterschap Amstel Gooi en Vecht / Waternet.
De Vechtsluis werd gebouwd met de aanleg van het Merwedekanaal als verbinding tussen dit kanaal (nu Amsterdam-Rijnkanaal) en de Vecht. Bij de aanleg van het Merwedekanaal werden veel sluizen gebouwd in de waterwegen die door het nieuwe kanaal werden doorsneden. De schutsluis is tevens onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Door waterinlaat vanuit het Merwedekanaal kon via de Vecht het gebied ten oosten daarvan worden geïnundeerd.

De Vechtsluis gezien vanaf de brug aan de kanaalzijde.

De sluis bezit zowel in het noordelijke (Vechtzijde) als in het zuidelijke sluishoofd (zijde Amsterdam-Rijnkanaal) twee stel puntdeuren. Hierdoor kan er zowel naar het Amsterdam-Rijnkanaal als naar de Vecht worden gekeerd. De deuren worden evenals de nivelleer­schuiven in de deur, bewogen met stalen windwerken. Opvallend is dat voor de deuren die het Vechtwater moeten keren een ander bewegingswerk is toegepast dan voor de deuren die naar het Amsterdam-Rijnkanaal zijn gericht.
Voor de sluishoofden is beton en baksteen metselwerk toegepast. Beton is gebruikt voor de naar de sluisdoorgang gerichte vlakken en langs de bovenzijde van de sluiswanden. Langs de randen zijn stalen dekzerkprofielen toegepast. Het betonwerk en de dekzerkprofielen zijn van later datum. De kolk is uitgevoerd als ‘groene kolk’ waarbij de taluds zijn bekleed met metselwerk van basaltblokken, waarvoor een houten geleidewerk is geplaatst. Aan de kanaalzijde is in het sluishoofd een jaartalsteen ingemetseld en aan de Vechtzijde een hardstenen peilsteen.
Restauratie (2021-22): De sluis was toe aan een grondige restauratie. Zes van de acht deuren zijn vernieuwd, met hergebruik van het ijzer/staalbeslag. terwijl de beide andere deuren zijn gerenoveerd. De bewegingswerken van deuren en nivelleerschuiven zijn waar nodig weer gangbaar gemaakt en volledig geconserveerd. Verder is het beton en het voeg- en metselwerk waar nodig hersteld. Ook de basaltbekleding is waar nodig opnieuw gevoegd. De dekzerkprofielen zijn van een nieuwe verflaag voorzien.
Architect/adviesbureau: BBM Restauratie Architectuur (Raamsdonkveer).
Aannemer: Aannemersbedrijf B. van Hees en Zonen (Nieuwegein).
Oordeel jury
De jury heeft grote waardering voor het historisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan de restauratie, maar ook voor de kwaliteit van de restauratie. Vooral de gerestaureerde bewegingswerken geven de sluis een fraai aanzien. Jammer dat het geleidingswerk niet in hout is uitgevoerd, al is door de vormgeving van het staalwerk het aanzien nauwelijks gewijzigd. De jury vreest dat de begroeiing van het talud met basaltbekleding voor schade kan gaan zorgen als deze niet tijdig wordt verwijderd.

Stuw en schutsluis bij Hagestein (1956 - 1961)

Eigenaar/beheerder: Rijkswaterstaat.
Met de toename van de scheepvaart op de grote rivieren naam de noodzaak om ook het water in de Rijn te regulieren toe. In droge perioden werden de Neder-Rijn maar vooral ook de IJssel onbevaarbaar voor grotere schepen. Bovendien kon naar het noorden minder water worden toegevoerd om daar verzilting tegen te gaan. IN 1952 werd opdracht gegeven plannen te maken voor het bouwen van stuwen in Neder-Rijn en Lek. Deze plannen liepen enige vertraging op door de Watersnoodramp en het daar opvolgende Deltaplan. Uiteindelijk werd besloten drie stuwen te bouwen, twee in de Neder-Rijn (Driel en Amerongen) en een stuw in de Lek (Hagestein). Parallel aan de stuwen kwam een schutsluis, waardoor ook in droge perioden scheepvaartverkeer mogelijk bleef. Alle drie de complexen zijn bijna identiek. De stuw bij Hagestein kwam als eerste gereed in de uiterwaard aan de zuidzijde (Hagestein). In de oude rivierarm is eendam gelegd. Stuw Hagestein is Rijksmonument geworden.
Als afsluitmiddel werd een geheel nieuw type stuwschuif toegepast, de vizierstuw. Ze zijn een ontwerp van ir. P. Blokland, ingenieur bij Rijkswaterstaat. Bijzonder is ook dat het de eerste grote staalconstructie met voorspanbouten was. De vizierstuwen draaien tussen in het oog springende betonnen ondersteuningsbogen met bovenin de machineruimte. Over de bogen lopen kabels over geleidewielen waarmee de vizieren worden bewogen. Deze kabels zijn verbonden met een elektromechanisch machinewerk boven in de machinekamer. Alle gebouwen en bouwwerken zijn grotendeels van gewapend beton, sommige met een invulling van baksteen. De architect W. Hamdorff was verantwoordelijk voor de vormgeving van de bouwwerken. Bij het ontwerp was ook de landschapsarchitect dr.ir. J.T.P Bijhouwer betrokken.
De schutsluis is eveneens uitgevoerd in gewapend beton. Langs de sluisrand zijn stalen dekzerkprofielen aangebracht. De sluis heeft naast een boven- en benedenhoofd ook een tussenhoofd, om in droge perioden het schutverlies zo veel mogelijk te beperken. Elk hoofd is voorzien van een stel puntdeuren. Deze deuren werden elektromechanisch bewogen met behulp van een half panamawiel dat door een druktrekstang met de deur was verbonden. Op het bovenhoofd is voor afsluiting van de coupure naast de hoge sluisdeur een betonnen staande roldeur aangebracht.

Bovenstrooms aanzien van het stuwcomplex Hagestein met rechts de schutsluis.

Restauratie (2016-2020): De stuw en de sluis raakten aan het eind van hun technische levensduur. Dat gold vooral de bewegingswerken en hun aandrijving. Deze werden geheel vernieuwd en gemoderniseerd, inclusief de bedieningsinstallatie. Bij de sluisdeuren is de elektromechanische aandrijving met halve panamawielen vervangen door een elektro­hydraulische aandrijving.
Bij de stuwen zijn beide vizierschuiven verwijderd. De ene is vervangen door een gereviseerde schuif met voorspanbouten uit Amerongen. Deze is in delen aangevoerd die ter plekke weer aan elkaar zijn gelast. De andere schuif is geheel vernieuwd met gelaste verbindingen. De afsluitmiddelen in de stuwen en de schutsluis zijn van een coating voorzien. De betonconstructies vereisten plaatselijk herstel en zijn vervolgens opnieuw wit geschilderd.
Architect/adviesbureau: Bierman Henket architecten (Esch).
Aannemer: Siemens (Zoetermeer).
Oordeel jury
De jury heeft grote waardering voor het gedegen historisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden. De algehele restauratie doet dit markante stuwcomplex nog beter ogen. Er is waardering voor het handhaven van een van de oorspronkelijke vizierschuiven met voorspanboutverbinding, zij het dat deze van Stuw Amerongen afkomstig is. Helaas moest de aandrijving met halve panamawielen plaatst maken voor een hydraulische aandrijving. Herstel van beton is op enkele plaatsen te zichtbaar uitgevoerd. Het complex is om begrijpelijke redenen helaas afgesloten voor publiek.

Keenesluis bij Standdaarbuiten (1768, 1892)

Eigenaar/beheerder: Waterschap Brabantse Delta.
De Keenesluis, vroeger ook wel Keensche Sas genoemd, verbindt de Keene met de Dintel. De sluis is in eerste aanleg gebouwd in 1768 als stenen keersluis met vloed- en ebdeuren, uitgevoerd als puntdeuren. De ebdeuren bevonden zich aan de zijde van de Keene. De sluis werd gebouwd met ijsselsteentjes en bezit hardstenen aanslagstijlen. De constructie van deze keersluis is nog grotendeels aanwezig. Doordat in 1828 definitief een dam was gelegd in de monding van de Dintel (Dintelsas) was er geen eb en vloed meer op de Dintel. Waarschijnlijk heeft de sluis toen doorlopend open gestaan want het zuidelijke deel van de Keene werd nog gebruikt voor het vervoer van landbouwproducten.
In 1891 werd vergunning verleend tot de bouw van een stoomgemaal naast de sluis om wateroverlast tegen te gaan. Voor de gemaalgang werd een deel van de Keenesluis gebruikt. In de sluisdoorgang werd evenwijdig aan de sluisas een stenen tussenwand geplaatst. De rest van de sluis werd omgebouwd tot schutsluis met aan beide uiteinden een enkele draaideur als afsluitmiddel. Deze deuren keerden het hogere Dintelwater. De enkele draaideur aan de Keenezijde draaide dus tegengesteld aan daarvoor aanwezige ebdeur.
Het stoomgemaal is na 1953 gesloopt. Rond 1970 is aan de Dintelzijde een betonnen muur tegen de sluis gebouwd met een kleine opening. Scheepvaartverkeer was daardoor niet meer mogelijk. De sluis fungeert nu als inlaatsluis.

De Keenesluis vanaf de brug over het buitenhoofd.

Restauratie (2018-2019): De sluis verkeerde aan het begin van de 21ste eeuw in een zeer haveloze staat. Naaste buur van de sluis, Ineke Peters - van de Weijgaert zette zich in voor restauratie van de sluis. De mede door haar opgerichte stichting ‘Beleef de Keenesluis’ maakte zich sterk om de sluis weer doorvaarbaar te maken.
In 2018 waren er voldoende fondsen verkregen voor het waterschap om opdracht te verlenen tot herstel. Het metselwerk werd grondig gerestaureerd. In het benedenhoofd werd een nieuwe enkele draaideur geplaatst voorzien van een nivelleerschuif met bewegingswerk. Al het nog aanwezige ijzerwerk werd ontroest en van een nieuwe coating voorzien. Behalve de sluisdoorgang werd ook de gemaaldoorgang geheel gerestaureerd. Daarbij behoorde het plaatsen van een kleine houten enkele draaideur.
De betonnen wand met de inlaatschuif bleef echter gehandhaafd, waardoor scheepvaart­verkeer onmogelijk blijft. Ook het plan om in de gemaalgang weer een schep- of waterrad te plaatsen kon (nog) niet worden gerealiseerd.
Architect/adviesbureau: Tak architecten (Delft).
Aannemer: Oome Raamsdonk (Raamsdonksveer).

Oordeel jury
De jury heeft grote waardering voor het gedegen historische onderzoek waarop de restauratie is gebaseerd. Het waterschap heeft een prachtig dossier samengesteld. De ruimtelijke kwaliteit is zeer sterk verbeterd. De restauratie van het metselwerk is over het algemeen prima uitgevoerd met echter enkele minpuntjes. Op enkele plaatsen zijn bijvoorbeeld te zachte stenen gebruikt.
Helaas is de betonnen wand gebleven waardoor scheepvaart door de sluis onmogelijk is. Een informatiepaneel over de plaats, sluis en restauratie wordt hier node gemist.
De jury heeft veel waardering voor het burgerinitiatief dat een belangrijke rol heeft gespeeld om tot restauratie te komen.
Het alsnog plaatsen van een scheprad als herinnering aan het gemaal wordt aanbevolen.

Stuwtjes bij de Frankenhofmolen bij Vaals (ca. 1650-1920)

Eigenaar/beheerder: Stichting Het Limburgs Landschap.
De Frankenhofmolen in Vaals, ook wel Volmolen genoemd, is een oude industriële water­molen langs de Zieversbeek. Het gebouw kreeg in 1781 zijn huidige vorm, maar brandde in 1861 volledig af en is daarna geheel nieuw herbouwd. Na WO II werd de molen buiten gebruik gesteld.

Verdeelwerk met molensluis en rechts de lossingssluis.

Voor de molen ligt een vernuftig watersysteem waar het spaarzame water van diverse bronbeken en de Zieversbeek worden samengevoegd en gebufferd, onder meer in een Bassin. Dit systeem werd al eeuwen geleden ontwikkeld en zorgde er voor dat ook in droge tijden voldoende water naar het waterrad kon worden gevoerd om de molen te laten draaien. In de Zieversbeek werd een verdeelwerk gebouwd, bestaande uit twee stuwen, de molensluis en de lossingsluis. Hiermee kon worden geregeld hoeveel water naar de molen moest worden geleid. Het verdeelwerk bestaat uit metselwerk van hardsteen, mergel en baksteen. De hardsteen en mergel is als 17de-eeuws aangemerkt terwijl de baksteen uit het begin van de 20ste eeuw is gedateerd. Beide stuwen zijn voorzien van een hefschuif met bewegingsmechanisme.
Bovenstrooms van het verdeelwerk is een Bassin, een meertje waarin bij grote regenval water kan worden opgevangen. In droge perioden kan dit water via een stuwsluis weer naar de Zieversbeek en zo naar de molentak worden afgevoerd om ook dan de molen te kunnen laten draaien. Dit stuwtje is opgetrokken in baksteen en dateert in huidige configuratie waarschijnlijk uit het begin van de 20ste eeuw. In deze stuw zit een hefschuif die met een lierwerk kan worden bewogen.


Bassinsluis vanaf het bassin.

Restauratie (2008-2021): De molen verkeerde rond 2000 in groot verval evenals het bijbehorende beeksysteem. In 2008 werd begonnen met de restauratie van de molen, maar kort daarop werd ook een begin gemaakt met het herstel van het molenbeekstelsel en het Bassinsysteem.
Het baksteenmetselwerk van de Bassinstuw is hersteld en opnieuw gevoegd. Het stalen bewegingsmechanisme is gereviseerd en weer gangbaar gemaakt en vervolgens van een nieuwe coating voorzien. Bij het verdeelwerk met lossingssluis en molensluis, dat al eerder was hersteld, zijn de schuiven met hun bewegingsmechanismen weer gangbaar gemaakt.
Nieuwe objecten die nodig waren voor de veiligheid en het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast zijn subtiel uitgevoerd in moderne materialen, zoals cortenstaal. Om het systeem aan het publiek uit te leggen zijn informatiepanelen geplaatst.
Architect/adviesbureau:  Stichting Het Limburgs Landschap (Lomm), Bureau Aangepaste Technologie (Sittard) en Royal Haskoning (Maastricht).
Aannemer: Stichting Het Limburgs Landschap met diverse aannemers.

Oordeel jury
De jury heeft veel waardering voor de wijze waarop een historisch beek- en watermolen­stelsel is hersteld. Hierdoor kreeg niet alleen de omgeving een duidelijke impuls maar ook de waterhuishouding. De goede werking van het stelsel is gebleken zowel bij de wateroverlast in 2021 als gedurende de zeer droge zomer van 2022, toen er voldoende water was vast­gehouden om de molen te laten draaien. Waardering is er ook voor de technische kwaliteit van de restauratie, al zijn er bij het verdeelwerk enkele plaatsen waar het pleisterwerk is verdwenen. Het plaatsen van een informatiepaneel wordt door de jury zeer gewaardeerd.


Beoordeling

Alle objecten zijn door de zeven juryleden bezocht. Per object zijn door de juryleden voor elk criterium punten toegekend. Ieder jurylid doet dat naar eigen inzicht en expertise. Zo kan bij een voorkomende restauratie verschil worden gemaakt tussen historiserend restaureren, of juist laten zien dat iets is toegevoegd. Niet iedere beoordelaar hoeft daarover eenzelfde mening te hebben en zal dat laten uitkomen in de puntentoedeling.
Het is de jury opgevallen dat enerzijds de restauratie voor zover uitgevoerd over het algemeen van een hoog niveau was. Anderzijds was er bij veel objecten sprake van delen die (nog) niet zijn meegenomen, soms omdat het budget op was. Dit heeft helaas invloed op de beoordeling. Bij de meeste objecten is sprake van gedegen historisch onderzoek.
Een duidelijk minpunt is dat er slechts bij één object, de stuwen bij de Frankenhofmolen, een informatiebord is geplaatst. De jury hecht hier grote waarde aan.
De jury heeft als regel aangenomen dat een lid van de jury zich onthoudt van een oordeel over een sluis indien:

Drie van de zeven juryleden waren betrokken bij de restauratie van een sluis, twee bij de Sassluis in Enkhuizen en één bij de Keenesluis bij Standdaarbuiten. Aan de beoordeling van die sluizen hebben zij dan ook niet deelgenomen.
De door de juryleden gegeven punten per object zijn bij elkaar op geteld, waarna het totaal is gedeeld door het aantal beoordelaars. Uit de puntentoekenning konden de drie prijswinnaars worden genomineerd.

De eerste prijs gaat naar de Stichting Het Limburgs Landschap voor de restauratie van de stuwtjes bij de Frankenhofmolen bij Vaals. Het Hoogheem­raadschap Hollands Noorderkwartier ontvangt de tweede prijs voor de restauratie van de Sassluis te Enkhuizen. De derde prijs is toegekend aan het Waterschap Brabantse Delta voor de restauratie van de Keenesluis.

Gouda, 26 september 2022
Namens de Jury: Ir. G. Jan Arends